null

Geurende verhalen

01 januari 2022 ~ Rob Hoogerwerf

 Geurende verhalen

De mensen die na de laatste ijstijd Midden-Europa weer waren binnengekomen, waren het stadium van brute apen ontgroeid. Zij trokken niet langer grommend en knotszwaaiend door de wildernis. Zij waren denkende wezens geworden met een zekere cultuur, bedekten hun lichaam met kleren en hadden een soort taal waarmee zij hun gevoelens, woede en genegenheid konden uitdrukken. De jager die 60.000 jaar geleden in Iran door zijn verwanten op een bed van gevlochten dennentakken werd begraven, kreeg een groot aantal bloemen mee naar zijn graf. Bloemen met hun zoete geur moeten zelfs in die oude tijden een betekenis voor de mensheid hebben gehad.

Naar onze maatstaven hadden die verre voorouders geen aangename geur. Volgens sommige onderzoekers konden de vroege mensen 20 miljoen jaar geleden alleen overleven omdat ze zo slecht roken dat ze andere diersoorten op de vlucht joegen. Anderen beweren dat de eerste mensen in de warme streken van deze aarde leefden, waar ze zich voedden met fruit en zaden. Pas toen het kouder werd, vonden zij werktuigen uit waarmee zij konden gaan jagen. Hun dieet werd rijker aan eiwitten en vetzuren werden verdrongen. De vleesetende mens ontwikkelde een andere lichaamsgeur en zelfs een andere lichaamsbouw dan zijn vegetarische voorganger, omdat hij veel harder moest werken om aan voedsel te komen. Die zwetende vroege mens ontdekte op de een of andere manier dat hij zijn huid kon reinigen met rode oker of ijzeroxide, dat hij in de aarde vond. Hij gebruikte oker niet alleen voor zichzelf, maar wreef het ook in de dierenhuiden die hij wilde conserveren. In Afrika is een vindplaats gevonden waar zo'n 43.000 jaar geleden mijnwerkers oker en ijzeroxide hebben gedolven. In een andere oude mijn werden lagen aarde met zwart mangaanoxide opgegraven, maar waarschijnlijk werd toen alleen de zwarte kleurstof bewaard voor gebruik bij het verven van textiel, email en glas. Deze technieken waren nog niet bekend bij de Afrikanen, maar zij ruilden het produkt tegen olie, specerijen en weefsels, die door handelaars uit de mediterrane streken werden aangevoerd.

De eerste mens die op ons leek, zwierf 35.000 jaar geleden door Europa, jagend en etend wat hij onderweg maar kon vinden. Toen de weersomstandigheden gunstiger werden, moet hij besloten hebben zich te vestigen in de grotten die hem bescherming boden.
Vanaf het moment dat de mens zijn nomadisch bestaan opgaf, begon hij zich intensiever met de aarde bezig te houden. Hij zaaide de zaden van grassen en planten die hij eerder had verzameld en ontdekte dat de geplette vruchten en zaden olieachtige olie opleverden. Met die olie kon hij zijn huid nog beter tegen de kou beschermen dan met de dierlijke vetten die hij vroeger gebruikte. Hij ontdekte ook dat sommige plantenwortels, bladeren en bloemen zoveel geur afgaven dat ze, tot poeder vermalen, met de olie vermengd konden worden. Hij gebruikte die kruiden ook voor zijn voedsel en strooide ze op de vlammen van zijn haardvuur, zodat de hele omgeving, zijn familie en zijn vrienden van top tot teen doordrongen waren van een aromatische rookgeur. Dit alles gebeurde meer dan achtduizend jaar geleden en het betekende niet alleen het begin van de landbouw, maar ook van een vorm van menselijk leven waarin aroma's en andere aangename geuren een belangrijke rol begonnen te spelen.

Vuur heeft de mens een sterke impuls gegeven. Hij moet er een gevoel van macht aan ontleend hebben dat hem een ongelooflijk zelfvertrouwen gaf. De rook die uit zijn vuur opsteeg was een mysterie. Hij zag het maar kon het niet vatten, en het verdween zonder een spoor in de lucht achter te laten. Bijna alle oude volkeren hebben rook gezien als een middel om de goden te bereiken, de onbekende macht die hun leven beheerste. De oude Peruvianen brandden geurig hout op hun altaren. De Egyptenaren plaatsten welriekende harsen en fijne parfums op hun altaren en voor hun godenbeelden. Dat deden ook de priesters in Oost-Indië, China, de Arabische landen en het Israëlitische Rijk. Met deze gewijde rook, de wierook, trachtten zij de hemelen te behagen, want wat de mensen aangenaam vonden, moest ook aangenaam zijn voor hogere machten. De echte wierook kwam van de grote Boswellia boom die groeit in zuid Arabië. Abessinië, Somaliland en India. De doorschijnende harsdruppels, bitter en zeer geurig, kwamen niet uit de stervormige bloemen maar uit de stam. Tot de wierook behoorde ook het hout van de Sabina en de Jeneverbes, dat bij verbranding een aromatische geur verspreidde. Het wierookaltaar van de tempel te Jeruzalem telde twintig eeuwen geleden dertien soorten wierook. Volgens het Oude Testament: "Gebracht uit de zee en uit het gecultiveerde en ongecultiveerde land, wat betekende dat alles van en voor God was". Het bestond waarschijnlijk uit wierook, mirre, kassie, nardus, saffraan, kaneel, balsem, en andere specerijen.

Het woord parfum is zeer oud. Het betekent per fumum (door rook), en het werd gebruikt om alle geurstoffen aan te duiden die als rook naar de hemel konden opstijgen.

Paradise

De Hof van Eden, die zesduizend jaar geleden in het bijbelboek Genesis werd beschreven, moet in het hart hebben gelegen van de toen bekende beschaving. De wereld werd toen begrensd door India in het oosten, de rivier de Nijl in het westen, de punt van Arabië in het zuiden, en de Zwarte Zee en de Kaspische Zee in het noorden. Zij spraken over Gan, wat tuin betekent, en niet over het Paradijs, want dat woord werd pas 250 jaar vóór Christus voor het eerst gebruikt in een Griekse vertaling van het Oude Testament. Adam en Eva zouden in deze tuin gewoond hebben, die in een dal lag en dankzij rivieren een weelderige vegetatie had. De hete en vochtige streken van de wereld kenden in die tijd vele tuinen waar geurige bloemen werden gekweekt voor gebruik in tempels en huizen. In de Arabische landen werden kruiden en gommen niet alleen gebruikt om de goden te eren en de doden te balsemen. Men wist ook dat de geurige bladeren van sommige bomen een verkoelend effect hadden op de temperatuur, waardoor de atmosfeer veel verser. Waarschijnlijk is dit bij toeval ontdekt, maar feit is dat het in die tijd in alle streken tussen het huidige Egypte en Jordanië gebruikelijk was om groene takken boven het bed te hangen. Geurende takken werden ook aan het plafond van de woonvertrekken bevestigd.

In het oude, hoogontwikkelde Egypte was er zo'n grote vraag naar wierook en parfums dat karavanen de hele wereld over moesten om eraan te komen. De ezeldrijvers brachten narduswortel uit de Himalaya en mastiekhars uit Palestina. Kamelen, zwaar beladen met balsemolie, maakten regelmatig de barre doortocht door de woestijn. Er was ook een "wierookroute" vanuit Jemen naar het noorden met mirre uit het kustgebied van Somaliland. De Ismaëlieten, de nomaden van Noord-Arabië, namen de vracht onderweg over en leverden de aroma's aan de Egyptische paleizen. De weg slingerde zich tweeduizend kilometer lang door onherbergzaam terrein, langs rovers en bewaakte handelsposten, door zandstormen en oases. Ondanks de gevaren was de handel zo winstgevend dat deze wierookroute meer dan tweeduizend jaar standhield. Toen Engelse geleerden de route openden Toetanchamons graftombe in 1922 openden, vonden zij naast de gouden sarcofaag, waarin het gebalsemde lichaam van deze koning drieduizend jaar had gelegen, een paar albasten vazen waaruit een vage, zoete geur uitging. Meer nog dan het goud en de juwelen in het graf van de grote Farao, deed dat parfum de herinnering herleven aan de bloei en de rijkdom van het oude Egyptische Rijk. Parfum en wierook waren nauw verweven met het dagelijks leven. Ze werden gebruikt voor religieuze offers, het balsemen van de doden, en persoonlijk genot. De grenzen tussen leven en dood, eredienst en kunst, liefde en oorlog waren niet zo scherp getrokken als in latere eeuwen. Priesters, koningen en belangrijke burgers werden gezalfd met geurige olie, en uit de tempels en paleizen steeg de rook op van wierook en aromatische houtsoorten. Offerdieren werden met kruiden gevuld voordat zij op de brandstapel werden gelegd om de geur van vlees te maskeren, maar ook om de goden gunstig te stemmen. Negentien eeuwen voor onze jaartelling riep koning Ramses de Derde in gebed tot de god Amon uit: "Heb ik niet drieduizend ossen geofferd, met alle bijbehorende aromatische kruiden en met voortreffelijke parfums?"

Mysterieuze rook

In de heilige stad Heliopolis werd de zonnegod driemaal per dag bewierookt: bij zonsopgang, rond het middaguur en bij zonsondergang. In de tempels rookte men niet alleen de kruiden, maar ook de tot pastilles geperste parfums. Het is niet meer mogelijk na te gaan hoeveel parfums er in die oude tijd werden gerookt, maar uit inscripties blijkt dat de hoeveelheden immens waren. Koningin Hatsjepsoet bouwde in 1500 v. Chr. een enorme tempel in Dar-el-Bahari. Een kleurrijk reliëf uit die tijd toont de samenstelling van de expeditie die zij naar de stad Punt in Somaliland stuurde. Vijf schepen voeren vanuit de Rode Zee naar het zuiden, zwaar beladen met koper en turkoois. De vloot keerde terug met ebbenhout, geurig sandelhout, ivoor, een verzameling apen, en een groot aantal wierookbomen die met wortel en al in potten waren gezet. Deze bomen werden met de grootste zorg in de tuin van de koningin geplant en de apothekers die er later hars uit haalden, werden gecontroleerd op hun helderheid. Niets mocht de groei van deze kostbare planten verstoren. Vijf eeuwen later reisde een andere koningin, die heerste over het zuidelijke land van Scheba, naar Jeruzalem om haar beklag te doen bij de machtige koning Salomo. Haar karavaan van balsem en mirre stuitte op moeilijkheden omdat Salomo's koninkrijk zich uitstrekte van Jeruzalem tot Damascus en de Golf van Aqaba. De koningin en haar gevolg reisden in een lange stoet kamelen en legden de afstand van Ethiopië tot Jeruzalem, meer dan drieduizend kilometer, af zonder te stoppen. Volgens de overlevering had Salomo zevenhonderd vrouwen en driehonderd concubines, maar deze harem weerhield de koningin van Sheba niet. Zij bracht kostbare geschenken mee, zoals goud en juwelen, wierook en mirre, en enkele balsemstruiken. Maar het meest waardevolle geschenk voor de koning was haar gezelschap, want de koningin was uitzonderlijk mooi en intelligent. Na "vele wijze gesprekken" keerde de koningin van Scheba terug naar haar land. Zij had niet alleen een vergunning gekregen voor de wierookroute van haar karavaan, maar ook een contract om wierook te leveren aan Salomo's koninkrijk. De koningin had zich met hart en ziel aan Salomo overgegeven en zeer waarschijnlijk is het verhaal waar, dat zij terugkeerde met een kind van deze koning in haar schoot.

Cleopatra

Vrouwen speelden een belangrijke rol in de oudheid omdat landsbelang, politiek en liefde voor de vorsten gemakkelijk verwisselbaar waren. Een van deze vrouwen was Cleopatra, de Egyptische Griekse koningin, die dankzij Shakespeare een plaats kreeg in de wereldliteratuur. Zij wilde deel uitmaken van een groot en machtig rijk, en haar vriendschap met de Romeinse keizer Julius Caesar had geresulteerd in een zoon, die hun band had kunnen versterken. Maar haar minnaar werd vermoord en zij vreesde dat Egypte als een onbelangrijke provincie bij het Romeinse Rijk zou worden ingelijfd. In een poging de twee landen weer met elkaar te verbinden, nodigde Cleopatra Marcus Antonius uit aan boord van haar drijvende paleis. Terwijl de scharlakenrode zeilen boven hun hoofden wapperden, liepen de gasten naar hun plaatsen aan tafel op een tapijt van rozenblaadjes, bijeengehouden door netten die aan de wanden waren bevestigd. De lucht was zwaar van wierook en parfum. Aan het einde van de maaltijd wierp Cleopatra een grote parel, die in Rome een fortuin waard was, in zuivere azijn, en in één teug dronk zij de beker leeg om te tonen dat haar land onbegrensde rijkdommen bezat. Niet alleen priesters en vorsten omringden zich in het oude Egypte met geuren. Het heiligste parfum uit de tempels, Kyphi genaamd, vond zijn weg naar de huizen van welgestelde burgers. Honing, jeneverbes, acacia, henna, cipres en wijn werden in dit parfum gebruikt. De ingrediënten moesten lange tijd weken, waarna honing, mirre, druiven en hars werden toegevoegd. De massa werd geklopt en tot een pasta gemaakt, die langzaam stijf werd. Door zijn bijzondere samenstelling zou Kyphi de mens "in slaap wiegen". Het zou zijn angsten verdrijven en zijn dromen verhelderen. "Het parfum is gemaakt van dingen die vooral 's nachts aangenaam zijn," schreef een geleerde uit die tijd. De rijke burgers zuiverden niet alleen hun woonvertrekken met dit heilige parfum, maar verrijkten er ook hun slaapkamers mee.

Egyptische badcultuur

De badcultuur van de Egyptenaren was tot ver buiten hun grenzen bekend. Hun badhuizen met ingenieuze waterleidingen inspireerden later de Romeinen. Zij hadden toegang tot welriekende badoliën en massagecrèmes, en na het bad kleedden de vrouwen hun haar in de vorm van een lotusbloem. Die bloem was heilig en werd beschouwd als een symbool van reïncarnatie. Tussen de haarlokken droegen Egyptische dames een langwerpige vorm. Het was geen hoofddeksel, maar een smalle buis van hout of edelmetaal, waarin zich een welriekende pommade bevond. Zodra men in de ware buitenlucht stapte, smolt deze crème en druppelde gestaag op het haar en de huid van de draagster. Voor het slapen gaan werd deze crème in de huid gemasseerd en volgens de kroniekschrijvers dankten de vrouwen er hun mooie, jonge huid aan. Egyptische vrouwen hadden veel schoonheidsmiddelen tot hun beschikking. Ze gebruikten groene oogverf gemaakt van roet, verbrande amandelschil, loodsulfaat met malachiet, en groen kopercarbonaat vermengd met conifeerolie. Ze omlijnden hun ogen met kohl en hun vingers, handpalmen en voetzolen werden gekleurd met henna. Soms doopten zij hun vingers in goudverf. De welgestelden droegen pruiken en wanneer zij op bezoek kwamen, boden hun gastheren hun geurige olie aan voor hun kaalgeschoren hoofden of zelfs voor hun pruiken. Ook toen al was er een crème om rimpels te voorkomen. Men maakte een mengsel van was, verse olie en het aroma van cipresbessen, fijngestampt in verse melk. Volgens de gebruiksaanwijzing moest dit middel zes dagen achtereen worden gebruikt. De dood van Cleopatra betekende het definitieve einde van het machtige Egyptische Rijk. Maar haar invloed was groot en veel gebruiken waren overgenomen door naburige volkeren zoals de Grieken, Joden en Romeinen.

Grieks hetairen

Wierook werd voor het eerst naar Griekenland gebracht door de Phoeniciërs, waarschijnlijk vier eeuwen voor onze jaartelling. Geurige zalven en oliën werden door de Grieken net zo overvloedig gebruikt als door de Egyptenaren. Niet alleen voor tempeloffers, maar vooral ook in de persoonlijke sfeer. Zoals te verwachten was, had een verbod door de autoriteiten een averechts effect: er ontstond een zwarte markt in aromatische producten, die de prijs nog verder opdreef. Het gebruik van deze producten was populair onder de gehele bevolking. Zelfs de onvoorzichtige filosoof Diogenes wreef zijn voeten in met geurende zalf. Hij bekritiseerde de Atheners om hun frivool gedrag: "Waarom zalven jullie je hoofd met parfum? Het verdampt in de wind en alleen de vogels genieten ervan. Ik zalf mijn voeten en benen, zodat de geur het hele lichaam omgeeft en naar de neus stijgt.

In het eerste boek van de Griek Appollonius over parfum staat dat de beste rozenparfums in Phaselis worden gemaakt, maar dat ook de parfumeurs van Napels en Capua een goed product leveren. "Saffraanparfum wordt het best gekocht in Cilicië en Rhodos. Majoraan en appelparfum komen van het eiland Kos en wie een uitstekend cipressenparfum wil, moet dat uit Egypte importeren". Aan het eind van een lange lijst schrijft Apollonius dat het niet uitmaakt waar het parfum vandaan komt. Volgens hem zijn het de mensen die de aroma's trekken die de kwaliteit bepalen. Men moet goede materialen hebben en de parfumeur moet een ware kunstenaar zijn...

De parfumeurs van Griekenland hadden inderdaad de artistieke gave om mooie parfums samen te stellen. De vrouwen die de toon aangaven op het gebied van schoonheid en parfum waren begaafde courtisanes, in Griekenland hetairen genoemd. De beroemdste waren de mooie Phryne, die als een godin werd vereerd, en Aspasia, die vooral om haar gevatheid werd bewonderd. De laatste schreef twee boeken over het maken van cosmetica, maar deze werken gingen verloren in de grote brand van Alexandrië. Een van haar formules werd echter op een bronzen tafel gegraveerd en geplaatst in de tempels van Apollo en Esculapus, vlak naast die van Hippocrates. Dit was geen toeval, want cosmetica behoorde in die tijd nog tot de medische wetenschappen. De heidenen van Athene omringden zich met interessante dichters, geleerden en staatslieden. Voordat hun "jour" begon, lieten zij zich door hun slaven van top tot teen masseren en vervolgens in een geparfumeerd bad glijden. Ze werden afgedroogd met ganzenveren en hun tintelende huid werd daarna ingewreven met geurige olie uit het Oosten. Het mondwater dat ze gebruikten om hun adem te parfumeren was ook geurig.

Wilt u op de hoogte blijven?

Abonneer u en blijf op de hoogte van lanceringen en aanbiedingen.

Geen dank.